Weetjes en verhaaltjes

Kopen of lenen

Soms is een boek erg populair, maar nagenoeg niet meer verkrijgbaar.

Om deze reden heb ik een koop/leen systeem bedacht.

U koopt het boek en na het gelezen te hebben stuurt u deze weer terug.

Indien het boek niet is beschadigd en dus in dezelfde staat wordt geretourneerd dan krijgt u een tegoed bon van het aankoopbedrag minus 10%. U betaald dus 10% van het aankoopbedrag als leenvergoeding.

Voor dit bedrag kunt u dan opnieuw een aankoop doen of korting ontvangen.

De verzendkosten voor retournering zijn wel voor uw eigen rekening.

Op deze manier hoop ik dat een aantal (unieke) boeken die niet meer worden uitgegeven toch door meerdere mensen kan worden gelezen. De termijn waarop u het boek kunt lezen is maximaal 2 maanden.

Het boek wordt u in goed vertrouwen toegestuurd.

Dit betreft uitsluitend de boeken waarbij dit in de webshop is aangegeven.

 

Vergeving

Een moeder die in het reine komt met de jongeman die in beschonken toestand haar zoon doodreed. Een gekidnapte man die zijn ontvoerder op diens ziekbed voorleest uit de Bijbel. Het boek ”Over de kloof” biedt indringende verhalen over verzoening.

„Ik wil de dader zo spoedig mogelijk dood hebben. (…) Vroeg of laat zullen we hem te grazen nemen.” Elizabeth Morris is in 1983 vervuld van boosheid en wraakgevoelens. In december 1982 is haar 18-jarige zoon Ted doodgereden. Tommy Pigage is verantwoordelijk voor dat drama in de Amerikaanse stad Hopkinsville. Beneveld door alcohol ramt die jongeman met zijn zware auto het tegemoetkomende voertuig van Ted Morris.

„De rest van mijn leven draag ik met me mee hoe de auto (van slachtoffer Ted Morris, JV) er vanbinnen uitzag. Overal lag glas en er zat bloed op de huissleutels, op de autosleutels, op de sleutelhanger”, zo vertelt Ted Morris’ vroegere kameraad Jimmy Hunter in het boek ”Over de kloof. Verhalen over onwaarschijnlijke vriendschappen” (2022, uitg. Thomas Rap). Aan de hand van onder meer eigen (online-)interviews, perspublicaties, politierapporten en rechtbankverslagen reconstrueert de 30-jarige journalist en historicus Maurits Chabot acht drama’s waarbij vijanden zich verzoenden. Meer dan eens bracht het christelijk geloof mensen tot verzoening.

Ommekeer

Bij de wraakzuchtige moeder Elizabeth Morris komt een ommekeer. Een paar jaar nadat haar zoon is doodgereden maakt haat plaats voor verzoening. Dat proces begint als dader Tommy Pigage als onderdeel van zijn straf op de school van haar omgekomen zoon een toespraak houdt. Elizabeth Morris is daarbij. Pigage toont zich schuldbewust en waarschuwt leerlingen voor rijden met drank op. „Je hebt het goed gedaan. Je woorden zijn belangrijk voor me”, zegt de vrouw nadien tegen de man die haar kind doodreed

Tussen Elizabeth Morris en haar man Frank enerzijds en Tommy Pigage anderzijds ontstaat zelfs vriendschap. Elizabeth Morris bezoekt de dader in diens cel en vergezelt hem op spreekbeurten bij organisaties die zich inzetten tegen drankmisbruik. Ze spreken samen over de Bijbel. In 1986 vergezelt Pigage het echtpaar Morris op een vakantie. Domineeszoon Jimmy Hunter, de vroegere kameraad van de doodgereden Ted, gaat ook mee. Hunter vertelt aan auteur Chabot: „Frank en Elizabeth hadden door de dood van Ted geen kinderen meer. De leegte van het gemis vulden ze op met mijn aanwezigheid, en daarna ook met die van Tommy.”

Jimmy Hunter vroeg moeder Morris ooit naar de reden voor haar vergevingsgezindheid. „Ze zei dat de haat en de bitterheid haar vernietigden. Ted was dood, die kon ze niet meer redden. Maar misschien kon ze Tommy nog helpen. Daar geloofde ze in. En misschien, hoopte ze, was het helpen van Tommy de manier om ook zichzelf te redden.”

Baby

Zeker zo indringend is het verhaal over verzoening tussen Emmanuel Ndayisaba en Alice Mukarurinda uit Rwanda. Ndayisaba is Hutu, Mukarurinda is Tutsi. In 1994 leiden spanningen tussen beide bevolkingsgroepen tot de Rwandese genocide. In zo’n drie maanden tijd worden 800.000 Rwandezen vermoord. In april 1994 dringen bloeddorstige Hutu’s het dorp Ntarama binnen. Daar woont Alice Mukarurinda met haar geliefden. Samen met zo’n duizend Tutsi’s probeert ze met onder anderen haar man en hun negen maanden jonge baby Fanny een veilig heenkomen te zoeken in de plaatselijke kerk. Na een paar dagen gooien de Hutu’s een bom de kerk in. Het gebedshuis staat in brand. Hutu’s slaan en steken erop los met stokken en messen. Duizenden Tutsi’s komen om.

Opgejaagd door nietsontziende Hutu-milities vlucht Alice Mukarurinda met haar baby Fanny een moeras in. Maar ook die schuilplek weten de Hutu’s te vinden. Alice ziet „de razernij, de blikken, de wijd opengesperde ogen”, van de moordenaars, zo schrijft auteur Chabot.

Kapmes

De mannen grijpen de vrouw haar kind uit handen, gooien het meisje in de lucht en slaan haar dood. Een van de Hutu’s hakt met zijn kapmes in op Alice Mukarurinda en laat haar voor dood achter. Maar de vrouw overleeft het bloedbad. Een reddingsteam vindt haar dagen na het drama. Ze is ernstig getraumatiseerd. Ook moet ze een hand missen.

Angst achtervolgt Alice Mukarurinda, ook als de genocide voorbij is. Iedere Hutu kan haar belager zijn. „Laat me alstublieft de persoon zien die op me heeft ingehakt”, bidt ze tot God, zo schrijft auteur Chabot. Hij interviewde de vrouw in Rwanda, de EO maakte vorig jaar een documentaire over het drama.

In 2005, dus ruim tien jaar na de verschrikkingen in het moeras, staat Alice Mukarurinda tot haar verbijstering oog in oog met de man die toen op haar inhakte. Ze treft Emmanuel Ndayisaba nabij een zogeheten Gacaca-gebouw. Dat is gelieerd aan door de overheid georganiseerde tribunalen gericht op verzoening. Ze blijken beiden al wekenlang betrokken te zijn geweest bij wederopbouwwerk, opgezet door de christelijke hulporganisatie World Vision.

De man valt op zijn knieën en zwaait met zijn armen. „Ik heb een groot probleem. Vergeef me, vergeef me. Ik ben Emmanuel Ndayisaba en ik ben degene die op je heeft ingehakt.”

Verwarring

Alice Mukarurinda is in verwarring, beschrijft Chabot. „Ze had niet verwacht dat haar belager zo dichtbij was. (…) De man die nu aan haar voeten ligt en smeekt om vergiffenis ziet ze al maanden. Hoe kan ze de man vergeven die haar kind afslachtte, die haar probeerde te vermoorden en die haar voor dood achterliet in het moeras? Alice denkt aan dat alles maar kan niets zeggen, ze kan niet reageren, alleen denken aan haar dochter Fanny, de littekens, het leed, en alles draait en draait (…) en haar benen voelen zwak (…) en ze klapt voorover op de grond.”

Ondanks haar ontsteltenis schenkt de vrouw, tot ongeloof van anderen, haar belager op een later moment vergiffenis. „Er zijn vele, vele mensen die misdaden hebben gepleegd. Mensen die mij proberen te vermoorden. Maar ik vergeef je met heel mijn hart. Als je oprecht vergiffenis vraagt, moge ook God je vergeven.” Alice Mukarurinda vraagt rechters om Emmanuel Ndayisaba, die jarenlang in de cel zat vanwege zijn misdaden, gratie te verlenen.

Waarom de vrouw in staat was haar vijand te vergeven? „Zo konden haar hart en wonden helen”, schrijft Chabot. „Door de verzoening kon ze Emmanuel vragen stellen. Ze kon vragen wie er nog meer mee hadden gedaan, waar ze waren, wat hun straffen waren, en bovenal kon ze vragen waar de slachtoffers lagen.”

Verdeeldheid –bijvoorbeeld tussen bevolkingsgroepen– brengt „niets goeds”, vertelt Alice Mukarurinda. „Verdeeldheid vernietigt alleen maar.”

Kidnapper

Ook de Amerikaan Christopher Carrier kon de man vergeven die hem naar het leven stond.

David McAllister ontvoert in 1974 de dan 10-jarige Carrier in de Amerikaanse staat Florida. Met een smoes lokt McAllister de jongen in zijn camper. De kidnapper steekt met een priem in op het kind, dumpt hem in een moerasgebied en schiet hem daar in zijn hoofd.

Christopher Carrier overleeft de aanslag. Hij ligt zes dagen in het afgelegen gebied, weet zich naar een zandpad te slepen en wordt daar aangetroffen door een automobilist.

Zo’n twintig jaar later treft Christopher Carrier zijn kidnapper opnieuw. De ontmoeting komt tot stand dankzij een detective die de ontvoering in 1974 onderzocht, toen McAllister al als verdachte in beeld kwam. Twee decennia later komt de detective David McAllister per toeval in een verzorgingshuis tegen. Hij weet hem alsnog tot een bekentenis te bewegen. De ontvoerder, die in zijn jeugd een bekende van de politie was, zou Christopher Carrier hebben ontvoerd om wraak te nemen op diens vader. Die had McAllister destijds ontslagen.

Christopher Carrier ontmoet zijn inmiddels 70-jarige ontvoerder in het verzorgingstehuis. De man oogt „moe en uitgemergeld”. „Een gevoel van compassie overweldigt me, medelijden met de man die het einde van zijn leven tegemoet gaat op zo’n eenzame, haast vernederende manier. Mijn ontvoerder McAllister bestaat niet meer. De zieke oude man in dit bed is David. Een bundeltje botten dat voor mens moet doorgaan.”

De oude man stamelt tegen zijn slachtoffer: „I am so sorry.” „David zegt dat hij zijn leven lang berouw heeft gehad van zijn daden. Hij had geprobeerd een onschuldig kind van het leven te beroven en trachtte de afgelopen tweeëntwintig jaar de herinneringen daaraan te verdoven met drank.”

Bidden

Carrier ontmoet de broze McAllister de weken daarna vaker. „We praten, lezen samen de Bijbel en bidden.” Carrier vertelt zijn kidnapper dat hij de eerste jaren na de ontvoering angstig en onzeker was. Meestal sliep de jongen toen bij zijn ouders in bed. Tegelijk zegt Carrier dat hij gaandeweg veiligheid en zelfvertrouwen hervond, bijvoorbeeld door liefde en hulp van familie, vrienden, leraren en predikanten. „Ze hielpen me inzien dat ik niet in angst hoefde te leven.”

Een tv-zender interviewde ooit McAllister over het verrassende weerzien met zijn slachtoffer. Of de oude man het vreemd vond dat Cristopher Carrier hem opzocht? De kidnapper antwoordde: „Hij is de beste vriend die ik ooit heb gehad.”